Roodkapje in zwart-wit
Lang, lang geleden las mijn moeder iedere avond voor uit de sprookjes van Grimm. En steeds weer zaten mijn broertje en ik met open mond te luisteren – geboeid, maar ook geschokt. Want dat sprookjesboek… dat was geen lichte kost. Kinderen worden achtergelaten in donkere bossen, heksen verdwijnen in hun brandende oven, en duiven pikken de ogen uit van boze stiefzussen. Maar het allerengste vond ik het sprookje van Roodkapje.
Voor wie dit verhaal niet scherp meer op het netvlies heeft: Roodkapje is een meisje – met een rood kapje – dat eten gaat brengen aan haar grootmoeder. Maar helaas, die grootmoeder is net opgegeten door een passerende wolf, en die wolf ligt nu in haar ledikant, met haar kleren aan.
Daar staat Roodkapje naast dat bed. En wat zegt de wolf? “Kom een beetje dichterbij, mijn kind. Dan kan ik je beter horen.” Roodkapje gehoorzaamt – en wordt prompt opgegeten.
Huiveringwekkend vond ik dat. Jarenlang wilde ik niet meer bij oma op schoot.
Eindspel
Een onbehandeld trauma? Misschien. Maar voor een schaker is dat buitengewoon nuttig. Het had de witspeler in het onderstaande fragment een half punt gescheeld. In plaats daarvan kwam hij te dichtbij – en betaalde de prijs.
Wit staat onder druk natuurlijk, maar zijn verdediging lijkt het te houden. Zwart aan zet heeft geen manier om met zijn koning binnen te dringen. Remise dus… of toch niet?
Wat zwart in de partij deed, lijkt krankzinnig. Hij begon met 1…, Kc4 en na 2. Kc2 volgde: 2…, Kb5 3. Kb3, Kc6 3. Kb4, Kd7 4. Kc5, Ke6…
Inderdaad, zwart heeft al zijn ruimte-overwicht prijsgegeven, en in een pionneneindspel is dat wel het allerlaatste wat je moet doen. Na een zet als 5. Kc6 zit zwart in zetdwang en gaat de pion op d5 verloren. Einde verhaal.
Was grootmoeder een beetje in de war? Nou nee. Want na 5. Kc6??
liet ze opeens haar tanden zien: 5…, g4!
Geloof het of niet: wit kan opgeven. Wat hij ook doet, er volgt 6…, f4!
en een van de zwarte pionnen loopt door. Slaat wit met de g-pion, dan komt h4, en na 7. ef4: volgt 7…, h4 8, gh4:
8…, g3 en het is de e-pion die promoveert.
Philidor Leeuwarden- LSG 2
Müller, dat klinkt redelijk Duits, dus die liet zich vast door Grimm inspireren. En hij was niet de enige. Want 82 jaar later had ik wit in deze stelling:
Zo rond de tijdcontrole had mijn tegenstander de winst gemist, en ook daarna stond hij duidelijk beter. Maar hier is het remise: het materiaal is te veel uitgedund.
Kun je raden wat zwart hier probeerde? Inderdaad, zo’n zelfde terugtocht als hierboven: 82…, Kd6 83. Kc2, Kd7. Natuurlijk, als ik gewoon met mijn koning in de buurt van mijn b-pion blijf, kan zwart nooit winnen. Maar in deze versie van het verhaal, was ik degene die honger had (het was ongeveer 18.00 uur), en ik wilde zo snel mogelijk remise forceren.
Vandaar: 84. Kd3, Kc8 85. Kc4, Kb7…
Erg sluw. Want wat ligt er meer voor de hand dan 86. Kb5? De koning dringt binnen, de pionnen gaan vallen en… het is nog steeds potremise, maar een plus-remise. Mijn hand strekte zich uit, en…
“Kom wat dichterbij, mijn kind. Dan kan ik je beter horen.” Plotseling klonken daar weer de echo’s van vroeger. En ik zag de afbeelding uit de geïllustreerde editie: de wolf in grootmoeders nachthemd, met die enorme tanden in die enorme grijns.
En toen zag ik ook de bijbehorende variant: 86: Kb5, a4!
Als ik met de koning sla, verlies ik mijn loper, en 87. ba4: b3 is nog erger.
86. Kb5 verloor dus. Van schrik speelde ik in plaats daarvan 86. Lc5 (86. La5: is wel zo simpel), en na 86…, Ka6 bood zwart remise aan.
Stockfish
Ternauwernood uit de muil van het monster ontsnappen – dat voelde goed. Maar helaas, in deze moderne tijden is er voor verklede wolven geen plaats. Want wat gaf Stockfish in deze stelling…
… aan als beste zet? Inderdaad: 86. Kb5! Na 86…, a4 87. Ka4:! Kb6: is het pat.
En zo leerde ik een belangrijke les, 52 jaar te laat: soms is je oma gewoon je oma.
Leuk artikel weer!
K*a4 K*b6 pat!