Noteboom

Het Noteboomtoernooi is een herdenkingstoernooi. Het herinnert aan Daniël Noteboom, die in de jaren twintig lid was van LSG. Daniël Noteboom werd geboren op 26 februari 1910, te Noordwijk. Als vijftienjarige jongen werd hij in 1925, na bemiddeling van de toenmalige secretaris van LSG, toegelaten als lid. De tussenkomst van de secretaris, nu een bevreemdend feit, was toen bevorderlijk voor zijn toelating. Schaken bij LSG was, zoals bij de meeste schaakclubs in die tijd, slechts voorbehouden aan wat oudere, maatschappelijk geslaagde heren. Voor ‘een baardeloze knaap in korte broek zoals Daniël Noteboom op dat moment werd omschreven, werd hooguit het lidmaatschap van een gymnasiasten- en studentenschaakvereniging passend geacht. Lid worden van een echte schaakclub vereiste daarom een bestuurlijk tussenkomst.

De gevestigde schaakclub LSG zag haar aanvankelijke terughoudendheid om een jeugdlid in de gelederen op te nemen niet bevestigd door een gebrek aan schaakkracht bij de nieuwkomer. Integendeel, al in de onderlinge competitie van 1926/1927 eindigt Daniël Noteboom op een gedeelde eerste plaats in de winterwedstrijd. Ook in 1927/1928 (alleen eerste) en 1928/1929 (gedeeld eerste) bewijst hij zijn toenemende schaakkracht. Een vaste plaats in LSG 1 heeft hij dan al lang verworven.

Ook buiten LSG beginnen er succesjes te komen. In een aantal districtswedstrijden binnen het toenmalig zuidwestelijk district eindigt hij vooraan. De eerste buitenlandse toernooien, Tenby en Hastings in Engeland, brengen eveneens behoorlijke resultaten. De tijd voor het behalen van een ook binnenlands aansprekend succes lijkt aangebroken. Om bij de echte top te komen, te spelen in de hoogste afdeling van de landelijke competitie, was evenwel een wisseling van club noodzakelijk. Hoewel LSG 1 in 1928 ongeslagen en met een 100 procent-score kampioen was geworden. bleef promotie naar de hoogste landelijke afdeling uit. Niet omdat LSG daar niet aan toe zou zijn, maar om de eenvoudige reden dat in die tijd om het kampioenschap van Nederland in de hoofdklasse werd gespeeld door slechts 5 clubs: NSRV, VAS, ASC, DD en Utrecht. Alleen deze achtte men van voldoende sterkte en waardigheid elkaar het kampioenschap te betwisten. En dat deden ze. Niet gehinderd door het ongemak van mogelijke degradatie of de kwalijke noodzaak de volgende competitie een promovendus als nieuweling in het elitegroepje te moeten dulden, draaiden ze jaarlijks hun gezapige onderonsje om de landstitel af. Hierbij meespelen betekent lid worden van de juiste club. Dat was dus ook wat Daniël Noteboom in 1929 deed. Hij verruilde LSG, binnen welke club hem onvoldoende tegenstand geboden kon worden om snel in speelkracht te blijven groeien, voor NSRV. Op die club speelde hij met de toen nationaal bekende Landau, gezien als de tweede schaker in Nederland na Euwe, in hetzelfde team. De successen bleven komen. Een gelijkspel in een match tegen Landau en redelijke resultaten in Ramsgate, Nice en Scarborough, waar tegenover alleen een licht tegenvallend toernooi in Hastings stond.

Bestond er in het buitenland al waardering voor zijn successen, nationaal kwam er pas enige erkenning in 1930. Toen de landenwedstrijd – nu zouden we dat de Olympiade noemen – in Hamburg moest worden gespeeld, waren er twee spelers verhinderd. Euwe verbleef in Nederlands Indië en W.F. Wertheim gaf de voorkeur aan het opbouwen van een maatschappelijke carrière, hetgeen in de jaren dertig beslist een zwaardere opgave was dan het spelen van een partij schaak. Er moest een extra speler gevraagd worden en de keuze viel op Daniël Noteboom. Zowel W.F. Wertheim als Euwe hadden hem aanbevolen vanwege zijn in het buitenland behaalde resultaten. Het werd een eclatant succes. Een score van 11½ uit 15 aan het vierde bord, met tegenstanders als onder anderen de internationaal al doorgebroken spelers als Flohr, Takacs, Richter en Stoltz, bracht nu ook nationaal de verdiende erkenning.

Na 1930 bleef zijn groei als schaakspeler zich voortzetten, tot dit door zijn plotseling overlijden aan longontsteking en bronchitis In Londen, op 12 januari 1932, abrupt werd afgebroken. Zo bleef Daniël Noteboom als schaker een belofte, die door de nationale en internationale kenners gezien werd als een zeer talentvol speler, voorbestemd om in het internationale schaak een belangrijke rol te gaan spelen. Daniël Noteboom was ongetwijfeld de sterkste speler die LSG in het tweede kwart van zijn bestaan als lid heeft gekend. Een speler met een groot gevoel voor laveerkunst, met een groot geduld en doorzettingsvermogen, die tevens heel goed aanvoelde wanneer het juiste moment was aangebroken en dan volop scherpte, verbeeldingskracht en combinatievermogen in zijn spel wist te leggen. Tot welke hoogte hij had kunnen stijgen? Het was hem niet vergund ons dat te laten zien.

Tekst: Jacques Serdijn

Bron: De eerste honderd jaren, kroniek van het Leidsch Schaakgenootschap