LSG-2 – DSC-2: een opmerkelijke uitslag
Nee, deze stelling kwam in de wedstrijd LSG-2 tegen DSC-2 niet op het bord – maar ik laat hem toch even zien. Want toen ik net met schaken was begonnen, zat ik regelmatig achter de witte stukken. En zelfs nu nog herinner ik me die verslavende spanning, dat tintelende gevoel van verwachting. ‘Niet naar f7 kijken! Laat hem niet zien dat ik naar f7 kijk!’
Even voor de duidelijkheid, dit is een tijdje geleden. Maar zelfs meer dan 40 jaar later vind ik dit een prachtige stelling. Want de bijbehorende spanning – ziet hij het wel of ziet hij het niet – die voel ik ook nu. Alle elementen van een goed verhaal zijn aanwezig. Als de 3686e aflevering van de soap hiermee zou eindigen, zouden de kijkers reikhalzend uitkijken naar episode 3687, en Twitter zou vollopen met voorspellingen.
Nostalgie dus. Want afgelopen zaterdag voelde ik die spanning weer. Hier heb ik net 12. Lg5 gespeeld, en ik vond die zet positioneel gerechtvaardigd. Zwarts tegenspel berust voor een groot deel op druk tegen pion e4. Dus wil hij verdergaan met Lf8 en Pc5. Maar als hij dat plan nu uitvoert, zet hij zichzelf in een lastige penning.
En het mooiste is: de zet 12. Lg5 bevat ook een valstrik. Want heeft zwart hier de standaardwending 12…, Pe4:? Reken even mee.
Na 13. Pe4: Lg5: 14. Pg5: Te1+, 15. De1: Dg5: 16. De8+ Pf8 heeft wit niets.
En na 13. Le7+? Inderdaad: dat wint voor wit. Want na 13…, Pc3: 14. Ld8: hangt opeens de zwarte Toren op e8. En 14…, Te1:+ 15. De1: is niet de oplossing.
Oké, oké, al te diep is het niet. Maar het duurde een flinke tijd voor ik het had uitgerekend, dus waarom zou hij het niet kunnen overzien? Opeens voelde ik weer die tinteling van vroeger. Zou hij…? Zal hij…?
Natuurlijk sprak ik mezelf bestraffend toe: ‘Hoe oud ben je nu? 12? Dit is geen valstrik, dit is de tactische rechtvaardiging van een positioneel gegronde zet.’ Maar toch… mijn hartslag ging omhoog. En ik keek extra vaak naar veld e4.
Uiteraard deed ik dit ook uit teambelang. Want na onze eerste wedstrijd spraken sommige clubgenoten al over mogelijke degradatie. Logisch, want we hadden verloren van een team dat op papier een stukje zwakker was, en veel van de andere tegenstanders zijn juist een stuk sterker. Zoals DSC-2.
Albert Termeulen – Walter Anema
Albert speelt al zijn partijen volgens het motto van Michael Tal: ‘Drijf je tegenstander in een donker bos waar 2 + 2 gelijk staat aan 5, en waar er alleen een nooduitgang is voor één persoon.’ Hieronder zien we dat bos in al zijn duisternis:
Albert heeft een pion geofferd en zijn laatste zet was 14. Lg7. Het plan is knap gevonden: hij lokt de zwarte toren naar g8, slaat op f6, en vervolgens met zijn paard op d5. Slaat zwart terug, dan komt Dd5: met aanval op de torens op a8 en g8.
Creatief gespeeld natuurlijk, maar die nooduitgang… die is voor zwart. Hij heeft namelijk een verdediging. En wel dankzij zijn driedubbele dame.
Hoe dat precies zit, zie je in de twee stellingen hierboven. Links kan wit op a8 slaan, maar dan komt 18…, Dd4+ en Lc4 gaat verloren. Geen probleem: veel beter is in de diagramstelling 19. Lb5+ Ld7 20. Ld7:+ en wit slaat op a8 met schaak. Winnend voordeel dus.
Rechts ligt dat anders. Ook hier faalt 18. Da8: op 18…, Dd4+ en ook hier zoekt wit zijn heil in 19. Lb5+. Maar nu heeft zwart 19…, Ke7! En alweer staat de loper niet veilig: op 20. Da8; komt 20…, Db6+.
Vandaar de term ‘driedubbele Dame’. In deze stelling…
… staat die Dame op d8, maar virtueel ook op b6 en d4. Na 14… Tg8 15. Lf6:, ef6:! 16. Pd5: cd5: 17. Dd5: (17. Ld5:, Lg4!) ontstaat de stelling hierboven rechts. Zwart heeft groot voordeel.
Dat verklaart ook het vraagteken achter zwarts zet in de diagramstelling: 14… Db6+? Na 15. Kh1 had zwart maar liefst 18 meeverdedigende punten ingeleverd. Plotseling beschikte hij nog maar over één Dame, die op b6, en wit stond iets beter. Dat voordeel werd snel beslissend na 15… dc4:? 16. Lh8:, Db2: 17. Df3!
Onno Verbaken – Eric van ’t Hof
Even een poll onder de lezers: wie heeft zich nooit schuldig gemaakt aan deze redenering?
‘Als ik hier op e6 sla, heeft wit remise door eeuwig schaak. Wil ik remise? Nee, dat wil ik niet. Wat doe ik dus? Ik voorkom dat eeuwig schaak. Ik speel 1…, Kf8.’
Het is een voorbeeld van deductief redeneren, een strategie waarmee superdetective Sherlock Holmes zijn toeschouwers steeds weer in vervoering bracht. Heel nuttig bij het oplossen van perfecte moorden, maar niet in onderstaande voorbeeldstelling.
Op internet vond ik de volgende toelichting voor gevorderden:
Een deductief argument (indien correct) is vanzelfsprekend waar en kan dus niet weerlegd worden, maar wel geïllustreerd worden door specifieke waarnemingen.
En dat is het probleem. Bij ons sterfelijke schakers komen die waarnemingen vaak pas na 1… Kf8 2. Dh8 mat.
Bij Erics partij gebeurde iets soortgelijks.
Hier redeneerde de witspeler deductief: ‘Als ik niet op f5 sla, word ik verder ingesnoerd met 28…, f4. Wil ik worden ingesnoerd? Nee. Dus sla ik op f5.’
Herkenbaar. Héél herkenbaar. Maar na 29…, Lf5: won Eric snel.
Overigens staat zwart in de diagramstelling sowieso wat beter. Na het gedwongen 29. f3, fe4: (beter dan 29…, f4) 30. fe4: Lg6 heeft zwart druk tegen e4.
Peter Passenier – Jan-Pieter Vos
Mijn tegenstander had de val 12… Pe4: omzeild. Jammer natuurlijk, maar ik had er nog een. Hier heb ik net 13. Dd2 gespeeld, en alweer luidt de vraag: kan zwart een pion winnen met 13… Pfe4:?
Alweer luidt het antwoord nee. Na 14. Pe4: Pe4: komt 15. Te4: En nu volgt op 15… Lg5: 16. Te8+ en 17. Dg5:
Welke grootmeester was dat ook weer, aan het begin van de 20e eeuw? Toen die een valstrik inbouwde, omlijste hij dat met een puik stukje acteerwerk. Hij voorzag zijn zet van drie vraagtekens, begon uitgebreid te zuchten en te steunen, en maakte aanstalten om – in opperste staat van zelfhaat – zijn notatieformulier te verfrommelen.
Uiteraard deed ik niets van dat alles.
Reinier Feiner – Talitha Munnik
Twee Lopers zijn sterker dan een Loper en een Paard – maar alleen als je voldoende tijd hebt. Dat bleek weer in onderstaande stelling.
Reinier speelde de opening creatief, maar miste de sterkste voortzetting. Het resultaat: een stelling die op het eerste gezicht niet al te duidelijk lijkt. Wants zwart mag dan beschikken over het Loperpaar, zijn Koning staat niet helemaal veilig. En de witte Toren lijkt actiever dan de zwarte.
Inderdaad: lijkt. Want als zwart hier kiest voor 33…, Lb7 34. Ta7, Lb6, krijgt wit het heel moeilijk. De stelling na 35. Ta1, Td4…
… is volgens de computer zelfs gewonnen voor zwart. Niet beter, maar gewonnen. Dat komt natuurlijk niet alleen door zwarts striemende Lopers, maar ook doordat de witte Dame wordt verdreven naar het miserabele veld h3. De computer wint het tegen zichzelf met een plan als h5, gevolgd door Dh6 en h4.
Daarom moet wit in deze stelling…
… een kwaliteit offeren op b7 en dan slaan op b5. Dan staat hij maar iets minder.
Echter, zwart zat in zware tijdnood en koos in deze stelling…
…. voor 33…, e5? Zo’n zelfpenning is natuurlijk nooit goed, maar met weinig tijd bleek het fataal. Let wel, de stelling is nog steeds in evenwicht. Na de slimme wachtzet 34. Kg1…
… had zwart remise kunnen maken met 34…, Td6 35. Ta7, Td7 36. Ta6 met zetherhaling. In plaats daarvan overzag ze wits dreiging. Na 34…, Ld8? kwam 35.Dh3!
Dankzij de zet 33…, e5? was dat opeens een uitstekend veld voor de Dame. Pion f5 viel niet meer te dekken. Let trouwens op het voordeel van 34. Kg1!. Na 35…, e4 36, fe4:, fe4: 37. Le4: kon zwart niet langer met schaak op d2 slaan. Hier ging ze door haar vlag.
Michiel van Wissen – Bram van der Velden
Ook de tegenstander van Michiel verloor door een zelfpenning. Maar eerlijk is eerlijk, wit speelde de opening en het vroege middenspel ijzersterk, en stond het grootste deel van de partij beter. Het ging pas enigszins mis in de stelling hieronder.
Soms is schaken heel simpel. Laat eerst al je stukken meedoen, en kijk dan pas wat je gaat ondernemen. Daarom adviseert de computer in deze stelling 22. Tad1. De zwarte stukken staan onhandig en pion c6 is zwak. Ondertussen is het plan met f4 en f5 heel sterk.
In plaats daarvan speelde Michiel 22. Pf5(?), En na 22…, Da5 23. Pe7+, Kh8, stond het paard op e7 nogal kwetsbaar.
Een paar zetten later stond het zo:
Gelijk, zegt de computer, en de voorgeschreven zet is 28.., f6 om het mat op g7 eruit te halen. In plaats daarvan speelde zwart 28…, Dc7? Een zelfpenning, want de Toren op f4 kan niet meer spelen wegens Lg7:+. Sterker nog, de zet lijkt geforceerd te verliezen na 29. Te1!
Ik denk dat ik met zwart in deze stelling zou opgeven. Slaan op e7 faalt op Lg7+ en Lf6+, en dus is er geen parade tegen Te6: en mat op g7.
Echter, de computer komt hier met het fantastische 29…, f6! Na 30. Te6:, Dd7! krijgt zwart verrassende tegenkansen vanwege wits problemen op de onderste rij. Bijvoorbeeld 31. Te1, Te4! Of 31. De3, Lf7! en Te6 heeft geen goed veld. In die laatste variant vervolgt wit met 32.g3 en houdt een stuk meer tegen drie pionnen. Of dat wint, is maar zeer de vraag
Zwart zag het niet. Na 29. Te1 speelde hij 29… Db8? En na 30. Te6:! Db2: 31. Pg6+ gaf hij op.
Peter Passenier – Jan-Pieter Vos
Mijn tegenstander heeft uiteraard niet geslagen op e4. Op de laatste zet koos hij voor Ld7, en daarmee heeft hij een duidelijk plan: Tad8, gevolgd door Lc8. Zwart heeft dan zijn torens geactiveerd, en pion d6 is stevig gedekt. Die loper staat op c8 voorlopig het best.
Maar de stelling bevat een truc. Als zwart op de volgende zet kiest voor 15…, Tad8, komt 16. Pdb5. Slaan op b5 is dan onmogelijk wegens Lf6: en Pd5. De Toren op d8 staat dan opeens heel onhandig, want hij verhindert Dd8.
Wat moest ik doen? De krachtigste zet leek me 15. g4. Dat brengt Df4 erin zonder dat zwart beschikt over Ph5. Maar… die zet heeft een nadeel. Hij schudt zwart wakker, hij geeft hem geen kans om met een gerust hart 15…, Tad8 te spelen.
Dus deed ik iets waarvan ik dacht dat ik het nooit zou doen – althans niet meer na 1975. Ik speelde op een valletje. Ik deed het kleurloze 15. b3.
Oké, na 15… Tad8? 16. Pdb5 had ik mijn truc op het bord. Maar na 16… Db8!…
… begon ik te twijfelen. Kon ik wel op d6 slaan? Plotseling zag ik de variant 17 Pd6:, Lg4! 18. Lf6: Td6:, maar niet de enige zet die dan wint: het onwaarschijnlijke 19. Pd5!!
Uiteindelijk besloot ik toch te slaan. Dat was deels het resultaat van deductief redeneren (‘Als ik niet op d6 sla, moet ik met mijn Paard terug. Wil ik met mijn paard terug? Nee, dat wil ik niet. Wat doe ik dus? Ik sla ik op d6.). Maar aan de andere kant, na 17. Pd6: heb ik op iedere Loperzet 18. e5, en op 17…, Lg4 houd ik voordeel met 18. hg4: (Loperpaar en pluspion).
In partij koos zwart voor 17… Lh3:(?) en na 18. e5, Lg2:? 19. Kg2: stond wit gewonnen. De aanval langs de h-lijn beslist. Echter, mijn tegenstander zette enige creatieve valletjes – waar ik allemaal intrapte. Dat ik daarmee mijn voordeel niet weggaf, was een prettige meevaller.
Overigens kiest mijn computer in deze stelling…
… eveneens voor 15. b3. Zou die óók hopen op 15…, Tad8?
Sten Goes – Raoul van Ketel
Raoul speelde tot nu toe twee uitstekende partijen, maar scoorde slechts twee remises. Ook nu had er meer ingezeten. In de opening offerde zwart een kwaliteit en de compensatie was veel minder schimmig dan ik in eerste instantie dacht. Langzaam nam Raoul het roer over – maar uiteindelijk miste hij enkele tactische mogelijkheden.
Een daarvan zien we hier.
Raoul speelde hier 35…, Dh5 en dacht dat het mat alleen te pareren viel door 36. Dc6:.
Een schaaktrainer legde me eens uit dat je in zo’n geval een checklist moet afwerken:
- Kan wit een van de aanvallende stukken slaan?
- Kan hij met schaak een van die aanvallende stukken weglokken?
- Kan hij het matveld dekken?
- Kan hij ergens een stuk tussenplaatsen?
- Kan hij met schaak een tegenaanval inzetten?
Die lijst had Raoul afgestreept – maar hij had één bullet vergeten: Kan de witte Koning gewoon weglopen? Als hij zich die vraag had gesteld, had hij 36. Kf1 ongetwijfeld gezien.
Dan had hij in de diagramstelling ook de winst gevonden: 35…, Th4! 36. Kf1, Dg4! En wit heeft geen goede parade tegen Th1 mat.
In de partij volgde dus 35…, Dh5? 36. Kf1, ab6: en zwart was blij dat hij het nog remise hield.
Voor wie meer wil naspelen: hierbij een analyse van Raoul zelf.
Bord 1 en 7
Van twee teamgenoten heb ik geen notatie ontvangen: die van Alisha en van Igor. Jammer, want beiden leverde een grootse prestatie. Alisha won van een speler met ruim 400 Elo punten meer, en Igor maakte een einde aan de zegereeks van Joran op den Kelder. Die scoorde vorig jaar 9 uit 9, en had zijn laatste 12 KNSB-partijen gewonnen.
Dat leverde een eindstand op van 7,5 – 0,5. Een fantastische uitslag dus – maar ook een beetje bizar. In Delft konden ze er niet mee zitten, getuige dit buitengewoon grappige stukje op hun site.
LSG 2- DSC Delft 2
Coene , I. (Igor) 2195 Kelder op den, J.M. (Joram) 2296 z-w 1 – 0
Wissen van, M.E. (Michiel) 2242 Velden van der, A.J.L. (Bram) 2172 w-z 1 – 0
Ketel van, R.A. (Raoul) 2231 Goes , S.F. (Sten) 2220 z-w ½ – ½
Passenier , P. (Peter) 2136 Vos , J.P. (Jan-Pieter) 2093 w-z 1 – 0
Hof van ’t, E.C. (Eric) 2059 Verbaken , O.P. (Onno) 2126 z-w 1 – 0
Feiner , R.H.P. (Reinier) 2043 Munnik , T. (Talitha) 1983 w-z 1 – 0
Warnaar , A. (Alisha) 1741 Middelveld , M. (Martine) 2079 z-w 1 – 0
Termeulen , A. (Albert) 2038 Anema , W.J. (Walter) 2006 w-z 1 – 0
Gemiddelde Rating: 2086 Gemiddelde Rating: 2122 7½-½
Hoi, bij die eerste stelling staat volgens mij een keer abusievelijk 13. Pxe4 waar dit natuurlijk 13. …Pxc3 moet zijn.
Groeten, ik ga snel weer verder smullen van het verslag!
Bedankt! Ik heb het aangepast.
Geweldig verslag, Peter!
Mooi verslag van een opmerkelijke metamorphose van LSG 2! Wat een verschil met de 1e wedstrijd: ligt dat nu aan de voorbereiding die opgeschroefd is? Tegenstander Delft kan wellicht een thema-avond penningen organiseren…
Prachtig verslag van Peter ! De link naar het verslag van DSC is ook leuk