Laat mij maar verliezen

Van elke partij is iets te leren. Dat is alleen niet altijd even makkelijk. Toch heb ik daar erg mijn best op gedaan in het jaar dat ik lid ben, en de vooruitgang is merkbaar. Zo merkbaar, dat ik na afloop van mijn partijen met Rudy van Wessel en Raoul van Ketel in de zomercompetitie hen durfde te beloven volgend jaar remise tegen ze te spelen. Of dit gaat lukken, en hoe reëel dat is, is nog even de vraag. Het is in ieder geval erg ambitieus. En op voorhand was het eigenlijk helemaal niet mijn bedoeling om zo in het schaken gezogen te worden.

Ik speelde tijdens mijn studententijd af en toe online een vluggertje, en dat was toch wel erg leuk. Daarom besloot ik in juli 2019 dat ik wel weer eens achter een echt bord wilde zitten. Een echt bord met houten stukken, dat was inmiddels al bijna 16 jaar geleden.  Één keer in de week de grijze massa laten kraken, en een serieuze pot spelen. Dat leek me wel wat. Google leidde me naar LSG, ik mailde de wedstrijdleider intern, en een week later zat ik achter het bord.

Mijn eerste tegenstander was Frank Oei. Ik gaf in de opening slordig een pion weg, en wist dit niet meer te repareren. Rond zet 25 gaf ik een vol stuk weg, en gooide ik de handdoek in de ring. Ik had destijds geen idee wie ik tegenover me had, en hoe ik mijn prestatie tegen deze speler kon kwalificeren. Bij de analyse bleek er inhoudelijk genoeg te evalueren: ik had nog veel te leren. Nog een pilsje en wat vluggertjes voor de gezelligheid maakte duidelijk dat deze speler toch heus een paar maatjes te groot was voor mij. “Mat!”.

Het was voor mij niet im Frage of ik lid werd: ik ging blijven. Ik nam me voor een aardige clubspeler te worden. Ik vond schaken namelijk misschien toch iets leuker dan ik in eerste instantie dacht. Want ondanks dat ik die avond meerdere malen door dezelfde speler van het bord werd geveegd, beleefde ik er erg veel plezier aan. Ik leerde in één avond een hoop, en dat vond ik fantastisch.

Dat doet me denken aan een hypothese die Peter Passenier mij onlangs voorschotelde. Stel: twee spelers spelen in korte tijd 100 partijen tegen elkaar. Één van de twee spelers verliest alle partijen, en, logischerwijze, de andere speler wint ze allemaal. Echter, de speler die alles wint leert er niks van. De speler die verliest leert elke partij wel wat. Welke speler zou jij liever zijn? Voor mij was het antwoord simpel: laat mij maar verliezen. Ik denk dat de meeste van ons in dit scenario de verliezen voor lief zouden nemen, maar 100 partijen is wel erg veel. Je moet er tegen kunnen. Bovendien: van elke partij iets leren is wellicht een ongrijpbare ambitie. Of toch niet?

LSG bleek een voedingsbodem voor progressie. Een club vol enthousiasme, hele sterke spelers, en een drive om te blijven leren. Rudy’s ‘Sattler-uurtje’ voorafgaand aan de clubavonden is hier een mooi voorbeeld van, maar ook zeker de eindeloze analyses na afloop van de interne competitie die soms afgebroken moeten worden door de dienstdoende barman of –vrouw omdat die toch ook wel naar huis wil. Er worden alom boeken aangeraden, en schaakpuzzels gedeeld. Afgelopen seizoen is Peter Passenier ook nog eens les gaan geven aan een handjevol LSG’ers. Kortom: ieder die daar open voor staat krijgt alles aangereikt om sprongen te maken. Mijn doelstelling om “een aardige clubspeler” te worden werd al snel bijgesteld. De nieuwe doelstelling was om een speler te worden bij LSG waarvan iedereen dacht “Oei. Ik moet tegen Evert.” – ongeacht niveau.

Een jaar geleden wist ik eigenlijk niet hoe ambitieus die doelstelling was. Inmiddels ben ik me pijnlijk bewust van wat ik me op de hals heb gehaald. Bovendien is het natuurlijk de vraag of het er überhaupt in zit. Sommige resultaten zijn wel hoopgevend. Zo heb ik in een vluggertje al eens weten te winnen van leermeester Rudy, en ben ik tegen Arthur Pijpers tijdens de online avonden in een remisestelling beland. Het feit dat er bij de partij tegen Rudy wat bier bij kwam kijken, en dat ik in de partij tegen Arthur opgaf omdat ik niet zag dat het remise was (en een loper minder had) laten we gemakshalve achterwege. Maargoed. Gewoon van elke partij iets leren.

Als je van elke partij iets wil leren moet je deze grondig analyseren. Kritisch kijken naar je eigen zetten, maar ook naar die van je tegenstander. Een jaar geleden was dat nog relatief eenvoudig. Ik gaf stukken weg, en dat moet je gewoon niet doen. Een paar stappenboekjes later was dit er uit. Hoewel… ik zie Raoul nog afkeurend schudden tijdens onze partij in de zomercompetitie. Daar kan ik kort over zijn. Uit mijn hoofd ging de partij ongeveer zo:

Een korte les. Je moet ook geen stukken weggeven. Omdat we toch allebei wel een echte partij wilden spelen, mocht ik op zet 8 een andere zet spelen. Ik rokeerde, en het werd nog een partij. Door wat ongelukkige keuzes van mijn kant werd ik steeds verder weggedrukt, en gaf ik op rond zet 30. Na een leerzame analyse met commentaar van Arthur volgde mijn belofte aan Raoul om volgend jaar rond dezelfde tijd remise tegen hem te spelen. Hij fronste. Niet heel onlogisch na een zet als 8. …La6.

Maar over het algemeen zien mijn partijen een jaar na het oppakken van de hobby er heel anders uit. En leer ik er veel van – dankzij de spelers van LSG, en Rudy en Peter in het bijzonder. Het Sattler-uurtje en de lessen van Peter zijn vaak zeer inzichtelijk. Maar the heavy lifting, zoals dat in goed Nederlands heet, moet men zelf doen als men beter wil worden. Analyseren, dus. Kritisch zijn op je eigen zetten, maar ook die van de tegenstander. En dat ziet er ongeveer zo uit:

Evert Lafeber – Manfred Kindt (11-09-2020, interne competitie LSG, ronde 2).

Lg4 was natuurlijk te verwachten. 9. d5 leek me echter te vroeg. Ik had het graag willen spelen om de witveldige loper niet te laten ontwikkelen, maar ik zag er niks goeds in. Ik neem u mee naar het rekenwerk achter het bord: na 9. …Pe5 10. Ld4 was het me onduidelijk hoe de partij verder zou gaan. Ik maakte me zorgen om het zwakke c4 veld.

Pogingen om het zwarte paard op b2 in te sluiten lijken allemaal te leiden tot gunstigere posities voor zwart. Er waren na Tb1 echter te veel zetten die zwart kon spelen, en om niet weer 30 minuten over de 9e zet te doen (wat me afgelopen jaar met regelmaat is overkomen waardoor ik later in tijdnood kwam), besloot ik niet voor deze variant te kiezen.

Het alternatief 11. dxc6 gaat een ruilvariant in:

…en zwart heeft initiatief. De alternatieven 11. Lxe5 en 11. Le3 zien er ook niet leuk uit voor wit. 10. Ld4 leek dus geen goed vervolg na Pe5, maar wel de beste. 10. f4 mag namelijk niet vanwege 10. …Pec4. Dit dwingt de zwartveldige loper terug naar c1 of tot slaan op b6. Beide opties geven zwart een flink voordeel:

9. d5 leek dus niet te kunnen. Terug naar de partij. Bent u er nog? Na 9. …Lg4 is wit haast gedwongen een van de centrumpionnen op te spelen om materiaalverlies te voorkomen.

e4-e5 voelde een beetje passief. Het maakt tijdelijk de loper op g7 onschadelijk, maar dat lijkt snel opgelost door een goed getimed f7-f6. De a2-g8 diagonaal wordt in zo’n scenario wel erg zwak, maar ik zag mezelf er niet van profiteren. Bovendien zou ik mijn centrum pionnen op termijn opgeven. Het contra-intuïtieve 10. Pg1 is ook een werkbare optie, maar ook dit geeft veld c4 weg:

Maar je moet er natuurlijk niet van uit gaan dat je tegenstander fouten maakt. Dus speelde ik:

Een inaccurate zet van zwart. Een splitseconde dacht ik dat het een pion weggaf, maar dat wilde ik niet geloven van een  2000+ speler, dus weer even rekenen. Ik kwam er al snel achter dat 14. Lxb6 niet te spelen is, omdat de witte stelling heel snel uit elkaar valt na 14. …axb6 15. Dxb6 Bxc3+ 16.bxc3 cxd5; en in één keer hangt alles en komen de zwarte toren en dame de stelling van wit binnen. Niet doen dus.

Maar Dc8 leek wel degelijk fout. Hoe kon ik dat afstraffen? Ik miste 14. Da3. Het hangt het paard op b6 en valt de pion op e7 aan. De dekking 14. …Dc7 zet zwart helemaal klem. Hij staat zichzelf in de weg met zijn eigen stukken, en heeft geen dreigingen tegen wit. Wit kan nu rustig rokeren en zetten als f3-f4 en e4-e5 gaan spelen. Maar ik keek dus over 14. Da3 heen.

Ik maakte de dreiging Dc8-h3 in mijn hoofd groter dan die was. Ik had eigenlijk even een rondje moeten lopen. Toen ik de volgende dag naar deze stelling keek, had ik de neiging a-tempo h2-h4 te spelen. Stockfish prefereert die zelfs boven Da3. Ook rokade was hier mogelijk. Niks mis mee. Zelfs f3-f4 kan hier gespeeld worden – hoewel dit geen goeie zet is. De zet die ik deed kwam echter voort uit de paniekerige overtuiging dat ik mijn koning moest parkeren op e2. Dat zou alle, niet bestaande dreigingen pareren, en mijn torens mobiliseren. Dus speelde ik…

Precies zoals berekend en gevisualiseerd. Frappant, want niemand wil hier wit zijn. Markant ook, omdat ik steeds minder moeite heb stellingen 6…7…11 zetten diep te visualiseren en daar dan een oordeel over te vellen. De fout lag natuurlijk bij 14. Ld3, en wit is hier feitelijk al uitgespeeld als zwart dit accuraat verder speelt. Maar waarom zag ik dit vervolg dan niet toen ik over Ld3 nadacht? Het simpele antwoord is tunnelvisie. Ik had me kapot gestaard op Dc8-h3. Zelfs dan had ik bij het gebrek aan concrete varianten die goed waren voor zwart voor een andere, actieve zet moeten kiezen. h2-h4 bijvoorbeeld. Een logischer vervolg dat ook Dh3 uit de stelling haalt.

Er ging hier in korte tijd een hoop fout.14. …Td8 was inaccuraat en 15. Lxb6 was volstrekt onnodig. Het was een voortzetting van het paniekvoetbal. Probeert u mee te visualiseren. Gewoon 15. O-O en wit heeft nog allerlei trucs als zwart inslaat op d5; de stelling is in balans. 15. …Lxc3+ van zwart was nutteloos. 15. …axb6 voldeed omdat na 16. Pa4 Pd7 17. dxc6 bxc6 18. Pxb6 Pxb6 19 Dxb6 Txa2 zwart alsnog veel beter uit de bus komt. Mèt monsterloper. Na 15. …Lxc3 was voor wit 16. Dxc3 beter. Na 16. …bxc6 speelt wit gewoon 17. a3 en is het niet funest als zwart vervolgt met 17. …cxd5 vanwege 18. Dxc8 Txc8 19. exd5. Zwart staat weliswaar ietsje beter, maar de partij is verre van uitgespeeld. Ook hoeft wit in die variant helemaal niet bang te zijn voor 17. …b5. Want wat doet die pion daar? De stelling is in evenwicht. In de partij werd 16. bxc3 gespeeld met de gedachte 17. c4 om b6-b5 tegen te houden. Volstrekt onnodig.

Na 13. Td1 volgden er dus van beide partijen een reeks zetten die niet herhaald hoeven worden. Het leek wel alsof er even een tijdelijke gekte toesloeg. Bestaat dat, in het schaken? Ik weet niet of andere borden er ook last van hadden rond dezelfde tijd? Enfin. Ook 17. c4 hoefde dus niet gespeeld te worden. De zet b6-b5 kan altijd nog aangepakt worden met c3-c4. Ik zag de stelling op het bord, en realiseerde wat ik mezelf had aangedaan. Ik vond de partij hier al gespeeld.

Ik gooide natuurlijk niet meteen de handdoek in de ring. Ik dacht nog tegenspel te kunnen creëren, en iedereen maakt wel eens fouten. Misschien mijn tegenstander vanavond ook wel. Alles richting de koningsvleugel. De dood of de gladiolen. U kunt raden wat het werd. De partij vervolgde:

De lessen die ik uit deze partij haal liggen mijlen ver van het soort les van mijn eerste partijen. Slordig materiaal weggeven is uit mijn systeem gewerkt (althans, normaliter).

Het soort fout dat ik daarna eruit heb gewerkt waren “preventieve onzin zetjes”. Ik had de neiging om al snel h3/h6 te spelen om loperzetjes te voorkomen. In veel stellingen onnodig, en tempoverlies. Misschien valt Ld3 uit deze partij ook nog wel in de categorie preventieve onzin zetjes. Daar moet ik nog even over filosoferen.

Na dit soort foutjes ging het bij mij om timemanagement. Ik liet me opjagen door de klok. En dat gebeurde nogal vaak doordat ik soms een uur wilde doen over de eerste 10-15 zetten. Ik was immers niet bekend met openingtheorie. Ik ben er nog steeds geen held in, maar ik heb inmiddels genoeg gezien om tijd over te houden voor het midden- en eindspel. En zelfs als ik dan in tijdnood kom, laat ik me niet meer opjagen. Blijven rekenen.

De vierde sprong zat hem in a-tempo zetten. Of eerder: deze niet doen. Daar wilde ik tactisch nog wel eens de mist mee in gaan in volstrekt gewonnen stellingen voor mij, met nog zat tijd op de klok. Deze zijn er nog niet helemaal uit, maar dat gaat steeds beter.

Met deze partij kaart ik voor mezelf een nieuw probleem aan: positioneel spel. Naja, nieuw is het probleem natuurlijk niet, maar hier ligt nu wel de ruimte voor verbetering. Of ik volgend jaar al remise weet te houden tegen Rudy en Raoul weet ik niet. Er is in ieder geval nog een hele lange weg te gaan, en ik ga het zeker proberen. Ik ben niet van plan om te stoppen. Voorlopig blijf ik gewoon elke partij analyseren, en leer ik ervan. Laat mij maar verliezen.

3 reacties op “Laat mij maar verliezen

  1. Leuk verslag, waar zo te zien best wat tijd in is gestoken. Leuke intro ook.

    Als je altijd wint, kun je trouwens nog steeds veel leren: meestal kon je nog sneller winnen, hetgeen betekent dat je kansen weggaf! Maar los van dit kleine puntje, aardig om te lezen! Dank.

    • Dank je, Vincent. Ik ben het helemaal met je eens dat je ook van gewonnen partijen kan leren. Zo heb ik afgelopen vrijdag gewonnen, maar was daar voor mij ook weer genoeg van te leren. Case in point!

  2. Mooi verhaal Evert! Leuk om je positieve ervaringen te lezen. De progressie is ook al duidelijk in je partijen te zien en ik weet zeker dat er nog geen einde in zicht is!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*