De 10.000 uur-theorie weerlegd?
Het was de nacht na de KNSB-wedstrijd, en ik werd zwetend wakker. Want die steeds terugkerende droom… die werd alsmaar angstaanjagender. Stel je voor, ik speel een groot toernooi, en ik ben ingedeeld tegen een vriendelijke vrouw met een stralende glimlach. En al na een zet of 20… sta ik volkomen verloren. Ik heb overal zwaktes en kan geen stuk meer verzetten.
Je hebt gelijk: zo’n -5 stelling heb ik ook wel eens als ik wakker ben. Maar de droom gaat verder. Terwijl ik meer en meer met mijn rug tegen de muur wordt gedrongen, tikken mijn laatste seconden weg. En dan… rijst er opeens dat vreselijke besef. Ik speel niet tegen die vrouw. Ik speel tegen de baby aan haar borst.
Kijk, daar neemt hij nog een slok moedermelk. En nu…, nu laat hij een boertje. Maar dan draait hij zich om, en meteen strekt hij zijn hand uit. En daar komt hij met de allesbeslissende klap.
10.000 uur
Natuurlijk valt zo’n droom wel te verklaren. Tijdens het eten na afloop van de wedstrijd sprak ik met teamgenoot Eelke Wiersma over de zogenoemde 10.000 uur-theorie. Wil je een expert worden in vreemde talen, pianospelen of schaken? Volgens de Zweedse psycholoog Karl Anders Ericsson moet je daar minstens 10.000 uur gericht voor trainen. Het is een theorie die vaak wordt aangehaald, maar Eelke vond hem compleet achterhaald. “Ik moet tegenwoordig al enorm uitkijken voor kinderen die nauwelijks 10.000 uur op de planeet hebben rondgelopen.”
Ik wist hoe dat voelde. Die middag had ik remise gespeeld tegen Elias Ruzhansky, een jongen die vorig jaar nog meedeed aan het wereldkampioenschap tot 12 jaar, en ik was verrast door de reacties van mijn clubgenoten. Je moet weten, zo’n 30 jaar geleden haalde ik eens een soortgelijk resultaat, tegen een soortgelijke speler. En toen kwamen mijn teamgenoten met teksten als: “Kán je wel, tegen zo’n dreumes? Hahaha! Kán je wel? Oh nee! Je kan het niet! Hahahahahahaha!”
Maar dat was toen. Nu werd ik van alle kanten gefeliciteerd: “Deze kun je inlijsten. Die jongen is over een paar jaar grootmeester.”
En inderdaad, tijdens de analyse was ik onder de indruk. Neem bijvoorbeeld deze stelling:
Elias heeft hier met 15. Ph4 gespeeld, en dat verbaasde me. Was dit geen zet aan de verkeerde kant van het bord? Moest wit niet eerder kiezen voor een plan met Tc1, b4 en c5? En bovendien… wat komt er na 15…, Pd5:? Ik ging in trance en probeerde me een oordeel te vormen over de stelling na 16. Dd5:, Lh4; 16. Db7: Pb6 17. Da7:, d5 – zonder veel succes.
En toen kreeg ik een helder moment. Wat als ik gelijk koos voor 15…, Pb6?
Na 16. b3 wint 16…, Pfd5: gewoon een pion, toch? Nou… ik begon weer te twijfelen. Want wat gebeurt er als wit in plaats van 16. b3 kiest voor 16. Pf5?
Na 16…, Pc4: komt dan 17. Lh6:! Oké, na 17…, gxh6: zag ik niets concreets voor wit. Maar het paard op c4 staat te hangen, en wit heeft een flink aantal aanvalsstukken. En als er ooit een witte dame op h6 komt, wordt het een lastig verhaal.
Terug dus naar de stelling waar we mee begonnen, terug naar gelijk 15…, Pd5:. Maar wacht… heeft wit ook dan geen 16. Pf5? Het paard op d5 moet wijken en wit wint minstens zijn pion terug op d6.
Dat ging ik dus niet doen.
Tijd
Jij leest dit waarschijnlijk in 20 seconden, maar dit hele proces kostte mij ruim 20 minuten. Tel daarbij op de tijd die ik nodig had om te bepalen dat in deze stelling
15…, Ph7; 16. Pf5, Lg5?; 17. Lg5:, Dg5: 18. Pd6: een pion verliest. En betrek daarbij de extra minuten die ik spendeerde om vast te stellen dat je dit mini-probleem kunt oplossen door in plaats van 15…, Ph7? te kiezen voor 15…, Pe8. Bedenk verder dat ieder van mijn volgende zetten gebaseerd was op een soortgelijk denkproces, en je snapt dat ik na 20 zetten slechts 15 minuten over had, in plaats van de gebruikelijke 25. Ik word iedere partij weer een stukje trager, net als in die droom.
En Elias? Die speelde bijna alles a tempo. In de na-analyse liet hij zien wat hij in de kritieke stelling gepland had op 15…, Pb6.
Na 16. Pf5!, Pc4:? heeft wit 17. Lc4:, Tc4:; 18. Lh6:, gh6: 19. Dd3,
en als de zwarte toren wijkt, komt 20. Dg3+ met een winnende aanval. En o ja, zijn 15. Ph4 was de eerste zet van de computer.
Tafeltennis
Terug naar mijn droom. Die is niet zo absurd als je wellicht zou denken. Op YouTube zag ik ooit een filmpje over tafeltennissen, met in de hoofdrol een klein meisje. En in de eerste scene van de video is ze… drie.
Ik heb geen verstand van tafeltennis, dus ik vind het lastig om dit niveau in te schatten. Maar zet haar in de recreatiezaal van de seniorenflat, en er komen waarschijnlijk maar weinig ballen terug.
Lower Bound
Is dat een bewijs dat de 10.000 uur-theorie moet worden herzien? Eelke berekende de lower bound: wat is de minimale leeftijd van kinderen als ze non-stop die 10.000 uur trainen? De voorlopige conclusie, die 10.000 uur vertaalt zich naar 416,6 dagen, en dat telt op tot 1,14 jaar. Dus als een baby van die leeftijd een expertniveau behaalt, is de 10.000 uur-theorie weerlegd.
Maar nogmaals, deze berekening is gebaseerd op het absolute minimum. Ook in Japan zullen baby’s niet onmiddellijk na de geboorte een batje in hun handen gedrukt krijgen. Eerst moeten ze een lange periode ’s nachts huilen, overdag slapen en hun 10.000 luiers vol poepen. Dus zo’n 3-jarige… onwaarschijnlijk dat die haar uren-quotum al heeft gehaald. Voor de jeugd van tegenwoordig lijkt de theorie inderdaad achterhaald.
Maar toch, die Ericsson kan rustig slapen. Want senioren als ik hebben die 10.000 uur wel degelijk nodig. Gewoon voor één partij.
Geef een reactie